01 februari 1953
Watersnood en de Limburgse Jagers
Tot tweemaal toe zijn de Limburgse Jagers vorige eeuw ingezet bij een watersnoodramp in West-Europa.
Februari 1953 – Zuidwest-Nederland
Op 1 februari 1953 werden militairen van onder andere het Regiment Limburgse Jagers opgeroepen om ingezet te worden bij de watersnoodramp in Zuidwest-Nederland. De Limburgse Jagers, gelegerd in Venlo en Roermond, werden in de middaguren met treinen naar de getroffen gebieden vervoerd. De voertuigen volgden over de weg. De Specialistencompagnie van RLJ bereikte diezelfde avond al het gebied rondom Willemstad, Klundert, Fijnaart, Sint Philipsland en vele andere plaatsen in de omgeving. Direct na aankomst moesten de eerste lichamen van slachtoffers en kadavers van koeien uit het water worden gehaald.
De Limburgse Jagers werkten acht dagen en nachten lang aan het dichten van de dijken. In één geval werd zelfs een vrachtauto in een dijkdoorbraak gereden om houvast te krijgen voor de aangesleepte zandzakken.
Inzet 412 Bataljon Limburgse Jagers
Het net opgerichte 412e Bataljon Limburgse Jagers gelegerd in de nieuwe legerplaats Nunspeet werd zelf tweemaal ingezet in het rampgebied in Zeeland. Eerst op 7 februari in de plaatsen Steenbergen, Zijpe. Haamstede en Zierikzee. en later in de maand op 27 februari in Rilland Bath op Zuid Beveland . Daar moest een dijk worden gebouwd van zandzakken. Uiteraard met de naam Limburgse Jager dijk. Dat is na 50 jaar geeffectueerd door het aanbieden van een Plaquette in Rilland. Helaas kwam bij de inzet op 8 februari op weg van Nunspeet naar Steenbergen Kapitein H. W. Borst, S4, door een auto-ongeluk bij Roosendaal om het leven.
Oktober 1960 – Midden-Frankrijk
In de laatste weken van september en eerste week van oktober 1960 viel zeer veel regen in Midden-Frankrijk. De rivieren konden de grote hoeveelheden water niet meer aan, en met name in de provincie Auvergne traden de rivieren buiten hun oevers. Vooral de steden Aubusson en Tulle kregen de maken met wateroverlast. 1 Divisie ‘7 December’ (waar het Regiment Limburgse Jagers deel van uitmaakte) was op dat moment aan het oefenen op het verderop gelegen La Courtine en werden ingezet bij bijstand te verlenen aan de bevolking.
De A-cie van 16 Infanteriebataljon Limburgse Jagers werd belast met het water- en moddervrij maken van Aubusson. Samen met genisten, marechaussees en huzaren stonden de Limburgse Jagers tot boven hun middel in het water om de barrières op te bouwen. Tevens werden huizen gestut om instorting te voorkomen. De A-cie werd afgelost door militairen van de B-cie. Toen het water grotendeels was gezakt, werden de Limburgse Jagers teruggetrokken uit het rampgebied bij Aubusson.
Honderden Limburgse Jagers werden ook naar het getroffen stadje Tulle verplaatst. Onder leiding van kapitein H.A. Mullen hielpen ze de bevolking met het ruimen van puin en kleine herstelwerkzaamheden. Zo werd het marktplein ontdaan van een dikke laag modder. Tevens hielpen de militairen de pastoor om de inventaris van de kathedraal ergens anders op te slaan.
Waardering
Toen een Franse vrouw in de rivier Corrèze viel, deinsde dienstplichtig Limburgse Jager A.C. Heeren er niet voor terug haar van de verdrinkingsdood te redden. De Limburgse Jager sprong, met een touw om zijn lichaam, in het ijskoude, stromende water en wist de vrouw te redden. Voor zijn moedige optreden werd de soldaat bevorderd tot korporaal.
Op 27 oktober 1960 werd 1 Divisie ‘7 December’ als geheel onderscheiden door de Franse autoriteiten. Voor hun adequate optreden kregen zij de Medaille d’honneur pour Actes de Courage et de Dévouement, de hoogste onderscheiding die de Franse regering voor daden van moed en toewijding in vredestijd verleent. Het was de eerste keer dat een buitenlandse eenheid deze onderscheiding ontving.